‘Een verschrikkelijk boek’

Zo karakteriseert de Wit-Russische journalist Pavel Sheremet ‘Het Executiecommando’ van Oleg Alkaev. Alkaev gaf tussen 1996 en 2001 leiding aan het executiecommando dat de doodstraf uitvoert in Wit-Rusland. In deze periode zijn 134 gevangenen geexecuteerd. Twee keer heeft Alkaev het pistool waarmee de executies worden uitgevoerd moeten afstaan aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Alkaev trekt de conclusie dat Yuri Zakharenko, Viktor Gonchar en Anatoly Krasovsky na hun ontvoering met dit pistool moeten zijn omgebracht. De verantwoordelijken lopen nog steeds vrij rond, ook omdat alle lijnen lopen naar het hoofd van de KGB en naar president Lukashenko.

Het eerste exemplaar van de Nederlandse vertaling van dit boek (uitgegeven bij Gopher) is vrijdag 27 november 2009 door Oleg Alkaev overhandigd aan VVD-Europarlementarier Hans van Baalen. In zijn reactie noemde  Hans van Baalen de auteur een moedig man omdat hij op grond van zijn geweten uit het systeem stapte. Dankzij dit boek kan niemand in Europa meer zeggen dat wat in Wit-Rusland gebeurt onbekend is. Als buitenland(en dus ook Wit-Rusland)-woordvoerder van de liberale fractie in het Europarlement zal hij de mensenrechten in Wit-Rusland aan de orde blijven stellen.

Jelena Zakharenko, dochter van Yuri Zakharenko, schetste de periode aan het einde van de jaren 90 waarin haar vader en ook Viktor Gonchar een politieke bedreiging werden voor Lukashenko. Toespraken en publicaties van Zakharenko vonden veel weerklank onder de bevolking. Zij riep op tot het onderzoek naar de verdwijningen waar de internationale gemeenschap nu al jaren op aandringt.

Anton van Kalmthout, hoogleraar strafrecht en Nederlands afgevaardigde in de Commission for the Prevention of Torture and Inhuman and Degrading Treatment or Punishment (CPT) ging in een lezing in op de mensonterende toestanden in de Wit-Russische gevangenissen. Hij riep Alkaev, die commandant was van het Huis van Bewaring in Minsk (SIZO 1), om daar een volgend boek aan te wijden.

 

Alkaev en het executiecommando in Belarus

Lezing Prof. Dr.A.M. van Kalmthout (Universiteit van Tilburg) t.g.v. de presentatie van het boek “Het Executiecommando” van Oleg Alkaev op 27 november 2009 in Den Haag.

In 1997 bezocht ik voor het eerst als expert van de Raad van Europa Belarus. Doel van dit bezoek was een bijdrage te leveren aan de hervorming van het strafrechtelijk systeem in Wit-Rusland. Tijdens de bespreking met vertegenwoordigers van het Ministerie van Justitie en de rechterlijke macht werd voor onze ogen op het plein voor het regeringsgebouw in Minsk, waar wij vergaderden, een vreedzame demonstratie bloedig uiteengeslagen. Dit betekende tevens het einde van onze besprekingen. Kort daarna werd Belarus door de Raad van Europa de gaststatus weer ontnomen, die het in 1992 was verleend.

Enkele jaren later later ben ik weer teruggegaan in het kader van een programma tot hervorming van gevangeniswezen. Ik bezocht een gevangenis en een SIZO, de Russische naam voor een huis van bewaring. Van alle typen gevangenissen waren in de Soviettijd de SIZO‟s het meest berucht. Zij werden niet voor niets ook aangeduid als “Stalin Centra”. De leefomstandigheden in de door mij bezochte inrichtingen waren mensonterend: gedetineerden zaten vaak met meer dan 100 personen opgehokt in ruimtes waar geen andere voorziening was dan stapelbedden van 2 of 3 hoog, de gemiddelde leefruimte was 2 m2 of nog minder. Zwaar bewapende bewakers in militaire uitrusting hielden de vele honderden gedetineerden onder de duim en vanaf de uitkijkposten ook onder schot. De buitenste linie van de gevangenis werd bestond uit grommende honden, die de gevangenen zelfs de gedachte aan ontsnappen benamen.

In de strafcellen konden de gedetineerden om beurten slapen op de ijzeren platen aan de muur die alleen ‟s nachts naar beneden werden geklapt. Overdag moesten de gedetineerden staan want meubilair was er niet of onvoldoende en zitten op de grond was niet toegestaan. Het dagprogramma bestond uit een uur luchten in gekooide binnenplaatsen. Voor levenslang gestraften en ter dood veroordeelden was het regime nog zwaarder: zij waren vrijwel volledig van de contact met de buitenwereld afgesloten en contact met andere gedetineerden was nauwelijks toegestaan.

Deze beelden kwamen weer bij mij op bij het lezen van Oleg Alkaevs boek, het executiecommando. Het boek maakt duidelijk waarom Wit-Rusland geen deel heeft aan de rechtsgemeenschap van de Raad van Europa. Als enige land binnen Europa heeft het de doodstraf niet afgezworen en heeft het Verdrag voor de Rechten van de Mens niet geratificeerd. Die rechten worden dan ook dagelijks geschonden. Het bewind van Lukashenko is een meedogenloze dictatuur, die gekenmerkt wordt door wat bij een dergelijk schrikbewind hoort: corruptie, martelingen van politieke tegenstanders, verkiezingsfraude, onderdrukking van de oppositie en de vrijheid van meningsuiting. Het krijgt daarbij openlijk steun van de door de president benoemde rechterlijke macht en de opportunistische leiders van de Russisch-orthodoxe kerk in Wit-Rusland.

De ultieme wreedheid, zoals beschreven in het boek van Alkaev, is het doen verdwijnen en liquideren van politieke tegenstanders en opinieleiders. De voltrekking van die liquidatie, ongeacht of deze berust op een rechterlijk vonnis of niet, vindt in het geheim plaats en wordt uitgevoerd door een speciaal, anoniem executiecommando. Waar en wanneer dat gebeurt blijft onbekend, ook voor de nabestaanden. Zelfs het recht op een afscheid en een begrafenis wordt de nabestaanden onthouden. De omschrijving van de executie zoals deze aan familieleden van de geëxecuteerde wordt meegedeeld luidt letterlijk: „uw echtgenoot, broer of zoon ” has left the prison”, heeft de gevangenis verlaten‟. Cynischer kan het niet. Deze handelwijze is op zich al een ernstige schending van het internnationale Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten, zoals ook is vastgesteld in het oordeel van het Comité voor de mensenrechten van de VN.

Die kritiek, evenals die van Amnesty International, het internationaal Helsinki Comité, de OSCE, de Raad van Europa en vele andere internationale organisaties, is echter aan dovemans oren gericht. Sedert de onafhankelijkheid van 1991 is in Wit-Rusland bij ongeveer 400 mensen de doodstraf voltrokken en deze executies vinden onverminderd plaats. Tot op de dag van vandaag negeert Belarus de dringende oproepen van de EU, de Raad van Europa, de Mensenrechten Commissaris van de VN, Amnesty en tal van andere organisaties om een moratorium op de doodstraf in te stellen, zoals inmiddels wel door alle voormalige Sovjetstaten is gedaan. Een paar weken geleden nog heeft het Comité van Ministers en de Secretaris-generaal van de Raad van Europa er bij de regering van Belarus met klem op een dergelijk moratorium aangedrongen en gevraagd om de reeds opgelegde doodstraffen niet te voltrekken maar om te zetten in gevangenisstraffen. Dit als blijk van goede wil en als voorwaarde om weer in aanmerking te komen voor de in 1997 afgenomen gaststatus bij de Raad van Europa.

Het getuigt van moed van Oleg Alkaev dat hij met zijn ervaringen met het executiecommando, waar hij jarenlang de leiding aan heeft gegeven, naar buiten is gekomen. De arm van de Wit-Russische KGB is immers lang en hij zou de eerste niet zijn die deze moed duur heeft moeten betalen. Dictators en hun handlangers houden er immers niet van dat de vuile was naar buiten komt en zeker niet als zij, zoals in het boek van Alkaev ook direct en persoonlijk met moord en liquidaties in verband worden gebracht.

Of er, zoals Alkaev suggereert, een verband bestaat tussen de onopgehelderde verdwijningen en veronderstelde liquidaties van Zacharenko, Gontsjar, Krasovski en Zavadski en het in opdracht van de regering aan de geheime militie overhandigde speciale executiepistool, kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Daarvoor is een grondiger onderzoek naar de verdwijningen en mogelijke liquidaties noodzakelijk. Maar in dat veronderstelde verband ligt ook niet de kern van dit deel van het boek. De essentie is dat belangrijke opinieleiders en politieke tegenstanders gekidnapt zijn en dat ieder spoor van hen ontbreekt, zonder dat daarna een grondig onderzoek wordt ingesteld. Mogelijk betrokkenen genieten daardoor feitelijk immuniteit in een systeem waarin angst, terreur, onderdrukking , corruptie en machtswellust vrij spel hebben.

Dubieus daarbij is ook de rol van de Orthodoxe kerk in Belarus, die zoals ook niet ongebruikelijk in het Sovjettijdperk, niet schuwt met het regiem te heulen en hoge kerkelijke onderscheidingen uit te reiken aan autoriteiten, die Dante in zijn La Divina Comedia bepaald niet in zijn Paradijs zou hebben willen opnemen. Onder deze omstandigheden hoort Belarus dan ook geweerd te blijven uit de rechtsgemeenschap van de Raad van Europa. De vraag is dan ook of de recente toenaderingspogingen van de EU en de ontvangst van Lukashenko door de Paus in april van dit jaar enige bijdrage zullen leveren aan het herstel van de rechtstaat en de mensenrechten in Belarus. Vooralsnog lijkt het erop dat het vooral Lukashenko zelf en de kliek rondom zijn, die van deze contacten weten te profiteren en hun positie erdoor weten te versterken.

Het boek van Alkaev is een „J‟accuse‟, gericht aan de autoriteiten van Belarus en de internationale rechtsgemeenschap. In die zin verdient Alkaev lof. Maar hierbij past ook een enkele kritische kanttekening. De mensenrechtenschendingen in de SIZO 1 betreffen niet alleen het executiecommando, zoals door Alkaev beschreven. Dit is slechts het topje van de ijsberg van wreedheden. Jarenlang was Alkaev commandant van dit Stalin centrum, en jarenlang moet hij ook gezien en geweten hebben hoe in deze gevangenis het verbod van artikel 3 van het EVRM op foltering en onmenselijke en vernederende behandeling of bestraffing op gruwelijke wijze is en wordt genegeerd. Belarus maakt geen deel uit van de Raad van Europa. Om die reden heeft de Commissie voor de Preventie van folter en onmenselijke en vernederende behandeling waar ik deel van uitmaak, geen toegang tot de gevangenissen in Belarus. Maar legio zijn de rapporten en getuigenissen over de wijze waarop gedetineerden worden behandeld: zij worden gestompt, geschopt en geslagen op maag en genitaliën, levenslang gestraften worden vrijwel volledige geïsoleerd, het aantal TBC gevallen is schrikbarend hoog, cellen zijn onvoldoende geventileerd en ontberen vaak natuurlijk licht, contact met de buitenwereld is tot een minimum beperkt, de medische zorg is armzalig, materiële omstandigheden en hygiene zijn ver beneden de maat, gedetineerden zijn 23 uur per dag opgesloten met 2 m2 als leefruimte en zijn overgeleverd aan de willekeur van personeel en uitverkoren medegevangenen. Dit alles kan in stand blijven doordat onafhankelijk toezicht ontbreekt en klagen veelal leidt tot represailles. En aan dit listje kan nog heel veel meer worden toegevoegd.

In zijn boek kiest Alkaev duidelijk en terecht stelling tegen de doodstraf en het doen verdwijnen en mogelijk liquideren van het bewind onwelgevallige personen. Maar wat is zijn opvatting over die andere aspecten van het leven in de hel van zijn SIZO 1? Door alleen maar de verdwijningen, de doodstraf en de liquidaties door het executiecommando aan de kaak te stellen, miskent Alkaev dat ook het gevangenissysteem zelf ernstig is geperverteerd. Om de mensenrechten in gevangenissen te herstellen is meer nodig. Want ook hier geldt dat grove schending van mensenrechten nooit kan worden verontschuldigd, laat staan gerechtvaardigd met een beroep op het argument dat men als uitvoerder slechts de wet en bevelen van hoger hand uitvoert. Alkaev neemt afstand van dat argument, waar het gaat om de voltrekking van de doodstraf. Maar, zo luidt mijn vraag: waarom zwijgt hij waar het de verantwoordelijkheid voor het gevangenisregime betreft, waarvoor hij in de beruchte SIZO 1 jaren lang de eindverantwoordelijkheid heeft gedragen. Het herstel van de mensenrechten is erbij gebaat dat Alkaev ook daarover nog eens (zelf)kritisch boekje wil opendoen.